Proces
De MIRT verkenning kent 4 verschillende fasen:
1. Startfase: opstarten verkenning.
In de startfase wordt als eerste het plan van aanpak voor de verkenning afgerond. Het participatieplan wordt aangepast en aangevuld met de reacties vanuit de omgeving. Ook wordt de projectorganisatie verder ingericht. Tevens worden de eventuele oplossingsrichtingen getoetst die door de omgeving zijn aangedragen naar aanleiding van de gepubliceerde ‘kennisgeving voornemen en participatie’. Als ze voldoen aan de daarvoor geldende uitgangspunten zoals beschreven in de kennisgeving, worden ze opgenomen bij de te onderzoeken oplossingsrichtingen. Daarnaast worden de opgaven zo nodig verder aangescherpt en onderbouwd. Ook worden de oplossingsrichtingen en het beoordelingskader aangevuld en nader uitgewerkt. Tenslotte zullen de benodigde effectonderzoeken voorbereid worden.
2. Analysefase: inventariseren en analyseren van mogelijke oplossingsrichtingen en selecteren kansrijke oplossingen.
In de analysefase worden de oplossingsrichtingen verder uitgewerkt in kansrijke oplossingsrichtingen. Dit zijn de oplossingen die al in het Startdocument zijn beschreven aangevuld met de door de omgeving aangedragen oplossingen die voldoen aan de gestelde uitgangspunten. De uitgewerkte oplossingsrichtingen worden in deze fase op hoofdlijnen beoordeeld. Doel hiervan is om te komen tot een beperkt aantal kansrijke oplossingen. Het resultaat wordt vastgelegd in de notitie Kansrijke Oplossingen. Om de effecten van de maatregelen op het milieu zichtbaar te maken, zal ook een milieueffect rapport (plan-MER) worden opgesteld. Voorafgaand aan dit milieueffectrapport wordt eerst een notitie opgesteld waarin de reikwijdte en het detailniveau van dit milieuonderzoek zijn beschreven. Deze Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD) beschrijft welke kansrijke oplossingsrichtingen in het plan-MER worden onderzocht en met elkaar worden vergeleken en welke onderzoeken daarvoor worden uitgevoerd. De kansrijke oplossingen worden met elkaar vergeleken en beoordeeld op basis van een beoordelingskader.
3. Beoordelingsfase: uitwerken, doorrekenen en beoordelen (vergelijken) van alternatieven.
In de beoordelingsfase worden de kansrijke oplossingen verder uitgewerkt en doorgerekend op doelbereik, effecten en op kosten. In de beoordelingsfase wordt ook het plan-MER opgesteld. De kansrijke oplossingen worden met elkaar vergeleken en beoordeeld op basis van het beoordelingskader. Dit leidt uiteindelijk tot de ontwerp-voorkeursbeslissing. De ontwerp- voorkeursbeslissing beschrijft welke integrale oplossings richting wordt gekozen om de opgaven in dit gebied aan te pakken.
4. Besluitvormingsfase: selecteren van voorkeursalternatief, ter inzage leggen ontwerp voorkeursbeslissing en plan-MER, bestuurlijke verankering en voorkeursbeslissing.
Uiteindelijk stellen de betrokken bestuurders samen de bestuurlijke voorkeur vast en het definitieve verkenningenrapport. De Minister van Infrastructuur en Waterstaat neemt na overeenstemming tussen de betrokken bestuurders uiteindelijk de voorkeursbeslissing, in het kader van de projectprocedure Omgevingswet (art. 5.49) én de MIRT-spelregels. De besluitvormingsfase is de meest formele fase van de verkenning. Hierin vindt de bestuurlijke en juridische vaststelling van het voorkeursalternatief plaats. Dit begint met het ter inzage leggen van de ontwerp-voorkeursbeslissing en het plan-MER. In de reactienota bij de (ontwerp-) voorkeursbeslissing wordt aangegeven wat er met alle ingediende reacties en adviezen is gedaan. Indieners van een reactie worden hierover geïnformeerd. Aan het eind van de besluitvormingsfase stellen de betrokken partijen een bestuursovereenkomst op, waarin afspraken over de samenwerking in de verdere planuitwerking en realisatie worden vastgelegd. Ook wordt hierin opgenomen wie welk deel meebetaalt aan de voorkeursbeslissing. Met het vaststellen van een voorkeursbeslissing eindigt de verkenning en wordt bij een positieve voorkeursbeslissing de overstap gemaakt naar de planning- en studiefasefase en kan toegewerkt worden naar een of meer projectbesluit(en) en eventuele andere besluiten.