Over het MIRT

Over het MIRT

Het MIRT staat voor het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport. Jaarlijks wordt het MIRT Overzicht als bijstuk van de begroting van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) op Prinsjesdag aan de Tweede Kamer aangeboden. In het MIRT zijn onder andere rijksprojecten en rijksprogramma’s opgenomen waarmee wordt gewerkt aan de bereikbaarheid, veiligheid en ruimtelijke inrichting van Nederland. De rijksinvesteringen in het MIRT worden (hoofdzakelijk) bekostigd uit het Mobiliteitsfonds (MF) en het Deltafonds (DF).

De minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO) is verantwoordelijk voor de ruimtelijke ordening. Deze verantwoordelijkheid strekt zich ook uit tot het onderdeel Ruimte uit het MIRT. De samenhang binnen het MIRT blijft daarbij vooropstaan. De minister voor VRO en de minister en staatssecretaris van IenW werken in dit kader nauw samen.
Het MIRT heeft de volgende functies:

Begroting
Het MIRT Overzicht geeft inzicht in en transparantie over de achtergrond, stand van zaken en planning van projecten en programma’s waarbij het Rijk in het kader van het MIRT is betrokken. Het is daarmee niet alleen een bijstuk bij de begroting, maar ook een informatief naslagwerk.

Samenwerking
Het MIRT gaat uit van een intensieve samenwerking tussen het Rijk, decentrale overheden (provincies, gemeenten, vervoerregio’s, waterschappen), maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven. Waar opgaven elkaar raken, worden deze gezamenlijk opgepakt. Om dit bestuurlijk te faciliteren is er elk najaar een bestuurlijk overleg MIRT voor ieder van de vijf MIRT-regio’s (Noordwest, Zuidwest, Zuid, Oost en Noord) en voor het programma Goederenvervoercorridors.

In het voorjaar vinden onder regie van de minister voor VRO bestuurlijke overleggen Leefomgeving plaats. De Tweede Kamer wordt per brief geïnformeerd over de uitkomsten van de bestuurlijke overleggen. Met de Tweede Kamer vindt regulier halfjaarlijks overleg plaats over het MIRT.

Integrale Mobiliteitsanalyse 2021

Om een beeld te krijgen van de mobiliteitsontwikkeling en -opgaven op de lange termijn, voert IenW eens in de vier jaar een analyse uit met de actuele uitgangspunten en verkeers- en vervoermodellen. Voor het laatst is dit gedaan met de Integrale Mobiliteitsanalyse 2021 (IMA-2021). Door deze analyse beschikt het kabinet over de meest recente langetermijn-mobiliteitsgegevens voor het personen- en goederenvervoer. Aanvullend op potentiële capaciteits- en robuustheidsopgaven op de verschillende mobiliteitsnetwerken gaat de IMA-2021 in op:

  • de ontwikkeling van de verkeersveiligheid en de verkeersveiligheidsopgaven met betrekking tot het hoofdwegennet en transferknelpunten op stations;
  • het grensoverschrijdend verkeer en vervoer;
  • de klimaatgevoeligheid van de netwerken;
  • de emissies van broeikasgassen, stikstof en fijnstof door verkeer en vervoer;
  • de opgave op het gebied van bereikbaarheid van banen en voorzieningen.

De IMA-2021 is daarbij een startpunt voor het vaststellen van de opgaven en het gesprek over mogelijke oplossingsrichtingen.

Mobiliteitsvisie 2050

Op 17 maart 2023 is de Hoofdlijnennotitie Mobiliteitsvisie aan de Tweede Kamer aangeboden. De hoofdlijnennotitie bouwt voort op de afspraken over bereikbaarheid in het coalitieakkoord en verbindt de deelvisies voor de deeldomeinen van mobiliteit. Hiermee geeft IenW richting aan de toekomst.
De centrale ambitie is dat iedereen het recht heeft om zich te kunnen verplaatsen over de weg, met het openbaar vervoer, door de lucht en over het water. Dit vanuit de overtuiging dat bereikbaarheid een voorwaarde is voor een samenleving waarin iedereen kan meedoen en waaraan iedereen kan bijdragen. Door het beleidsperspectief te verbreden, zijn infrastructuur en mobiliteit geen doel op zich, maar dragen zij, net als de nabijheid van voorzieningen (zoals zorg, onderwijs, wonen en werken) bij aan het bereiken van vitale maatschappelijk-economische functies. In de Mobiliteitsvisie 2050 is bereikbaarheid meer dan voorheen een gezamenlijke verantwoordelijkheid van het Rijk, medeoverheden, gebruikers en belanghebbenden.
De in de Hoofdlijnennotitie neergelegde ambitie is geen blauwdruk voor bereikbaarheid in 2050. Er is nog veel beweging in de complexe ruimtelijke puzzels, transities en technologische ontwikkelingen. Dat vraagt om een dynamische ontwikkeling en uitwerking van de mobiliteitsvisie. De uitwerking vindt plaats langs vier strategische lijnen:

  1. Het formuleren van integrale doelen.
  2. Het inzetten van de juiste modaliteit op de juiste plaats en tijd.
  3. Het toetsen van de ontwikkeling van het integrale mobiliteitssysteem aan de wettelijke kaders voor veiligheid, gezonde leefomgeving, natuur en duurzaamheid.
  4. Het toepassen van integrale sturingsrelaties en -instrumenten.

Woningbouw in relatie tot bereikbaarheid

Nederland staat voor een enorme woningbouwopgave. Tussen nu en 2040 moeten er verspreid door heel Nederland circa 900.000 nieuwe woningen bijkomen. Er wordt gebouwd in de zeventien grootschalige NOVEX-woningbouwlocaties, de zeven verstedelijkingsstrategieën en daarbuiten.

Om al deze nieuwe woningen bereikbaar te houden, moeten de keuzes voor woningbouw en bereikbaarheid in samenhang gemaakt worden. Zowel op inhoud als in de planning. Voor de bereikbaarheid is het streven om de nieuwe woningbouwlocaties multimodaal en duurzaam bereikbaar te houden.

Voor de bereikbaarheid van nieuwe woningen is vanuit het Coalitieakkoord €7,5 miljard beschikbaar gekomen en aan het Mobiliteitsfonds toegevoegd. In de Bestuurlijke Overleggen Leefomgeving en MIRT van 2022 zijn de middelen verdeeld. Bij die verdeling zijn belangrijke investeringskeuzes gemaakt voor het mobiliteitssysteem dat voor de toekomstige woningbouw nodig is.

Een beweging van aanleg naar instandhouding

De bereikbaarheidsopgaven zijn groot en veelsoortig. Het aanpakken van die opgaven is en blijft urgent. Dat gebeurt voor een belangrijk deel met investeringen in de netwerken: wegen, openbaar vervoer, spoor en vaarwegen. Bij het in stand houden en uitbreiden van de netwerken wordt het MIRT geconfronteerd met een aantal ontwikkelingen, zoals inflatie, arbeidsmarktkrapte, stikstof en tekorten aan bouwmaterialen. Deze ontwikkelen leiden tot kostenstijgingen en vertragingen. Door een gebrek aan perspectief op het verkrijgen van stikstofruimte en kostenstijgingen komt een aanzienlijk deel van de planuitwerkingen voorlopig tot stilstand.

In reactie op deze ontwikkelingen en in aansluiting op het beleidsprogramma van IenW is ervoor gekozen de instandhouding van de netwerken de hoogste prioriteit te geven. Concreet betekent dit dat voor het hoofdwegennet en hoofdvaarwegennet de komende jaren financiële middelen en personele capaciteit van aanleg naar instandhouding worden geschoven. Dat geld komt bovenop de extra middelen voor instandhouding uit het coalitieakkoord. Zo wordt op termijn toegewerkt naar een basiskwaliteitsniveau voor al deze netwerken.

Dat een groot aantal projecten vertraagt als gevolg van de stikstofproblematiek heeft gevolgen voor de bereikbaarheid. De toekomstige opgaven worden hierdoor groter. Er wordt immers ook nog een autonome groei van de mobiliteit verwacht. IenW blijft daarom zoeken naar mogelijkheden om de bereikbaarheid in de tussentijd op peil te houden en te verbeteren binnen de bestaande budgetten. De daarbij te maken afwegingen en eventueel te nemen maatregelen krijgen vorm in samenwerking met de regio's.

MIRT als dynamisch instrument

Het MIRT is een dynamisch instrument dat continu in ontwikkeling is en wordt aangepast aan actuele (beleids)ontwikkelingen en opgedane ervaringen. Zo zijn in 2022 de MIRT-spelregels geactualiseerd.

Hierbij is onder meer geanticipeerd op de inwerkingtreding van de Omgevingswet en zijn de spelregels meer in lijn met de Wet Mobiliteitsfonds gebracht. Daarnaast zijn de spelregels toekomstbestendiger doordat geen beleidsdoelstellingen zijn opgenomen en de informatieprofielen zijn geactualiseerd.

Onderlinge samenwerking op basis van gelijkwaardigheid vormt een van de pijlers van het MIRT. Het is de inzet om de komende tijd het gesprek met elkaar te voeren over hoe we de samenwerking verder kunnen intensiveren en verbeteren, en over wat dit bijvoorbeeld betekent voor de MIRT-spelregels en de bestuurlijke overleggen

Meer informatie

In de MIRT Spelregels staan de werkwijze, rollen en taken van de betrokken partijen Ook staan de besluitvormingsvereisten van het Rijk erin die nodig zijn om te beslissen over een financiële Rijksbijdrage. Die zijn voornamelijk afkomstig uit het Mobiliteitsfonds (voor bereikbaarheidsopgaven), of het Deltafonds (voor opgaven rond waterveiligheid, zoetwatervoorziening en waterkwaliteit).

Het Leerplatform MIRT is een netwerk van en voor mensen die betrokken zijn bij MIRT-projecten. Het MIRT staat voor een brede, gezamenlijke aanpak. Via dit platform delen we kennis, ervaringen en dat wat ons inspireert. Want samen werken we aan ruimtelijk economische-, water-, mobiliteits-,  duurzaamheids- en leefbaarheidsopgaven. Iedereen kan alle documenten (zoals de handreiking Verduurzaming MIRT en de MIRT Spelregels) inzien. Deelnemers aan het platform kunnen hier hun documenten delen en contact leggen met andere deelnemers.